Van die dingen

Wie over de dingen achter de dingen schrijft, loopt het risico te verzanden in vaagheden en esoterische omschrijvingen. De dingen achter de dingen, de metafysica, daarover gaat het boek van Metafysica, van orde naar ontvankelijkheid, van Gert-Jan van der Heiden (Van der Heiden, 2021).

En ja, hij schrijft obscuur en ontoegankelijk, alsof hij de dingen achter de dingen niet wil prijsgeven. Toch is zijn gedachtegang, zijn route, van de klassieke naar de moderne metafysica de moeite waard. Omdat hij raakt aan een belangrijk thema dat juist nu aandacht verdient: de ontvankelijkheid.

Weense Kring

De Weense Kring verzette zich stevig tegen de metafysica (Hahn et al., 1929), maar gaf niettemin de intuïtie de plek die ze verdiende: inspiratie voor wetenschappelijke ontwikkelingen en ideeën, die natuurlijk nog wel getoetst, geverifieerd en gecontroleerd moesten worden. Dat idee van de inspiratie door intuïtie ligt dicht bij wat Van der Heiden ‘ontvankelijkheid’ noemt.

Als je de epiloog van zijn boek leest, krijg je een goede indruk van het programma dat Van der Heiden neerzet in zijn Metafysica, maar ook van de bijkans onoverkomelijke ontoegankelijkheid van zijn schrijfstijl. Hij maakt het op veel plaatsen onnodig ingewikkeld.

Het boek

Het boek gaat over metafysische vragen over ‘zijn’, ‘denken’ en ‘waarheid’. De auteur zegt een nieuw perspectief tussen die drie te geven: De werkelijkheid is niet langer de redelijke orde, maar een willekeurig geheel, zonder eeuwige structuur. De werkelijkheid is een ‘anders-kunnen-zijn’, waarvoor ontvankelijkheid de sleutel is.

Het boek is lastig geschreven en daardoor ontoegankelijk, met veel personificaties van zaken die moeilijk te personifiëren zijn (het denken, het zijn), in zinnen die onnodig ingewikkeld zijn en die je soms wel drie keer moet lezen. Met veel dikdoenerige woorden en onnodige synoniemen: dichterlijk en poëtisch, creatie en schepping, fabel en verhaal…

De kern?

Die onnodig ‘dikke’ schrijfstijl is jammer, omdat de achterliggende gedachte de moeite waard is om te verkennen: “Zijn en werkelijkheid geven zich niet te kennen in een eeuwige en redelijke orde, maar in hun anders-kunnen-zijn. Het denken dat weet heeft van zijn eigen eindigheid, houdt niet vast aan de orde die het zelf gemaakt heeft, maar cultiveert ontvankelijkheid voor het contingente en voor wat anders-kan-zijn.”

Of in mijn eigen interpretatie in gewonemensentaal: We zoeken naar orde in de werkelijkheid zoals wij die waarnemen, maar die is niet altijd haalbaar. Willekeur en wanorde lijken vaak te overheersen. Daarom moeten we ons erbij neerleggen dat we die orde niet altijd kunnen bereiken. Als we ons echter ontvankelijk opstellen kunnen we inspiratie opdoen die ons helpt die willekeur en wanorde te begrijpen en wellicht deels te beheersen.

Chaos

De chaos die de orde omringt, dat is een mooi beeld. Leibniz noemt het volgens de auteur ‘ruis’: “Vanuit de orde gedacht staat deze ruis voor het onkenbare, voor het niet helder en onderscheiden verschijnende. Deze ruis staat voor wat niet in de orde past en voor wat geen onderscheiden betekenis heeft gekregen in die orde, terwijl de ruis tegelijkertijd niet niets is, omdat hij zich opdringt als hetgeen wij niet goed ontwaren kunnen.”

Maar wat we er nu precies mee aan moeten, dat blijft onduidelijk. Van der Heiden blijft steken in obscure analyses en aangedikte studies van metafysici door de eeuwen heen, zonder daarbij tot een theorie te komen die toepasbaar is in de moderne samenleving. Want wat moeten we met aan met aanwijzingen als: “Het ontvankelijke denken moet zelf de woorden vinden voor de wijze waarop het zijn en werkelijkheid in hun anders-kunnen-zijn ervaart.”

Maar belangrijker nog: hoe moeten we die ontvankelijkheid beoefenen?

Ter verificatie

Hahn, H., Neurath, O., Carnap, R., 1929. The Scientific Conception of the World: The Vienna Circle. Artur Wolf.

Van der Heiden, G.-J., 2021. Metafysica, van orde naar ontvankelijkheid. Boom.