Ontsporende wetenschappers (3)

Een recente getuigenis over wetenschap verliep als volgt: “Als beta-wetenschapper was mijn kijk op de werkelijkheid – ook op emoties en andere processen in het menselijk brein – dat deze uiteindelijk te herleiden is tot materie waarvoor de natuurwetten gelden. Maar nu geloof ik als beta steeds minder in de maakbaarheid die veel wetenschappers betogen en denk ik dat er meer aan de hand is dan de wetenschap kan verklaren.”

Gelukkig laat de wetenschap heel duidelijk zien voor welke problemen er nog geen verklaring kan worden gevonden en die nog opgelost moeten worden. Dat de wetenschap hier niet in slaagt en niet alles kan verklaren (denk bijvoorbeeld aan de kwantummechanica waarvan zelfs de eigen theoretici zeggen: “Het is niet te begrijpen”), mag nog geen reden zijn om te vluchten in niet-wetenschappelijke methodes.

In de serie ontsporende wetenschappers mag de grondlegger van de DNA-theorie, Francis Crick (1916 – 2004) niet ontbreken.

Want hij neemt aan het einde van zijn carrière zijn toevlucht tot een wel heel bizarre theorie. En dat die theorie bizar is, is niet het probleem, want ongebreidelde creativiteit kan leiden tot de meest vruchtbare vondsten. Nee, het probleem is dat er geen bewijs voor is.

Nobelprijs

Crick legde samen met James Watson (1928) en Maurice Wilkins (1916 – 2004) de structuur en de werking van het DNA bloot. Zij ontvingen daarvoor in 1962 de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde. Crick zette zijn werk in de moleculaire biologie voort en boekte daarbij veel vooruitgang. Rond 1975 richtte Crick zijn aandacht meer op het onderzoek van het bewustzijn: welke fysiologische processen zorgen voor bewustzijn?

Tegelijkertijd onderzocht Crick op het Salk Institute for Biological Studies samen met Leslie Orgel (1927 – 2007) de oorsprong en het ontstaan van het leven op aarde. En daar begint zijn ontsporing als wetenschapper: Crick en Orgel ontwikkelen de theorie van de panspermie: leven is niet op aarde ontstaan maar is het gevolg van buitenaardse bronnen, hogere beschavingen, die het leven met opzet op onze planeet brachten.

Buitenaardse inbreng

In het tijdschrift Icarus (Vol. 19, Issue 3, juli 1973, pp. 341-346) schrijven Crick en Orgel: “Het lijkt nu onwaarschijnlijk dat buitenaardse levende organismen de aarde kunnen hebben bereikt, hetzij als sporen via de stralingsdruk van een andere ster, hetzij als levende organismen ingebed in een meteoriet. Als alternatief voor deze negentiende-eeuwse mechanismen hebben we de ‘Directed Panspermia’ overwogen, de theorie dat organismen opzettelijk naar de aarde werden overgebracht door intelligente wezens op een andere planeet. We concluderen dat het mogelijk is dat het leven op deze manier de aarde heeft bereikt, maar dat het wetenschappelijke bewijs op dit moment onvoldoende is om iets over de waarschijnlijkheid te zeggen.”

Twee jaar daarvoor hadden Crick and Orgel hun Directed Panspermia-theory gepresenteerd op de conferentie over Communication with Extraterrestrial Intelligence, georganiseerd door Carl Sagan in het Byuraka Observatorium in Armenië. (First Soviet-American Conference on Communication with Extraterrestrial Intelligence, 1971 (CETI))

Een gewaagde hypothese, maar gelukkig nog met de nodige wetenschappelijke reserve. Die reserve laat Crick later los als hij in een lezing van 5 november 1976 voor het Scripps Instituut voor Oceanografie uitlegt dat hij en Orgel denken dat het leven op aarde wellicht is voortgekomen uit zaden die opzettelijk zijn verspreid vanuit ruimteschepen die door een verre beschaving zijn gestuurd.

Crick bereikt een dieptepunt als hij in 1982 het boek “Life Itself: Its Origin and Nature” publiceert waarin hij de panspermie-hypothese verder uitwerkt. Crick stelt dat het, gezien de tijd en afstanden die ermee gemoeid zijn, mogelijk – zelfs waarschijnlijk – is dat er ergens andere intelligente beschavingen bestaan. Zo’n beschaving kan ruimteschepen bouwen om het universum met leven te bezaaien.

Enkele decennia later

De theorie van Crick en Orgel werd gemengd ontvangen. De biochemische analyse werd met respect gewaardeerd, maar het wonderlijke sluitstuk ervan, met dat ruimteschip, zorgde voor ongeloof. Iris Fry van het Cohn Institute for the History and Philosophy of Science and Ideas, Tel Aviv University, zei het in 2010 zo:

“Crick presenteerde zijn ‘directed panspermia’-theorie over het ontstaan van leven eerst in 1973 met Leslie Orgel, en vervolgens in 1981 in zijn boek Life Itself. Die theorie luidt dat leven in de vorm van anaerobe bacteriën naar de aarde werden gestuurd in een ruimteschip, door een geavanceerde beschaving, net toen de omstandigheden voor het leven op onze planeet geschikt werden. […] Vanuit een filosofisch perspectief is het belangrijkste nadeel van deze theorie niet de panspermie, maar eerder het willekeurige karakter ervan, het onvermogen om wetenschappelijk om te gaan met de vraag hoe de betreffende biologische organisatie is ontstaan. Het delegeren van de vraag naar een andere planeet lost het probleem natuurlijk niet op; dat probleem kan niet worden opgelost zolang het idee van ‘gelukkig ongeluk’ wordt gekoesterd.”

(Iris Fry in: Mark A. Bedau, Carol E. Cleland (editors), “The Nature of Life: Classical and Contemporary Perspectives from Philosophy and Science”, 2010, p.p. 137-156.)

Conclusie

Waar verklaringen ontbreken dreigt pseudo-wetenschap de kop op te steken. Het idee dat wetenschap alles zou moeten kunnen verklaren berust op een foute aanname: er blijven altijd dingen die we niet zullen weten. Onze opdracht is dan: blijven zoeken. En het liefst dicht bij huis, want theorieën over buitenaards ingrijpen in de gang van zaken op aarde ruiken niet alleen naar religieuze verklaringen voor wat we nu nog niet snappen, maar getuigen ook van een primitieve, tribale inslag.