Jeremy Bentham (1748 – 1832) is een belangrijke grondlegger voor het utilitarisme. Dat is het streven naar het grootst mogelijke geluk voor het grootste aantal mensen. Het lijkt logisch. Toch zitten er vele haken en ogen aan het utilitarisme.
Bernard Williams, Brits filosoof (1929 – 2003) levert in zijn artikel (Williams, 1979) kritiek op het utilitarisme. Hij stelt dat utilitarisme de problemen van de morele en politieke filosofie niet serieus aanpakt, omdat het geen echte inhoud geeft aan noties als integriteit en geluk.
Twee voorbeelden
Williams geeft twee cases. Het dilemma van de werkloze chemicus, George, die in een laboratorium voor biologisch gifgas aan de slag kan. Afweging: het werk wordt toch wel gedaan of het nu door jou is of niet, versus de morele bezwaren
Met Jim geeft Williams een tweede dilemma. Jim mag die bij wijze van gunst van een dictator kiezen tussen het neerschieten van een van de twintig protesterende oproerkraaiers; de overige oproerkraaiers gaan dan vrijuit. Doet Jim dit niet, dan worden alle oproerkraaiers gedood.
Het utilitaire antwoord, stelt Williams, is (1) accepteren die baan, en (2) dood die ene oproerkraaier.
Integriteit
Jouw integriteit bepaalt jouw handelen, stelt Williams: Jij bent verantwoordelijk voor wat jij doet, en niet voor wat anderen doen.
Utilitarisme lijkt de gevolgen van de gemaakte keuze niet te wegen en de integriteit niet te waarderen.
Utilitarisme kan volgens Williams geen goede beschrijving geven van de relatie van wat een mens doet met de gevolgen daarvan.
Denk aan Jim en George: Wat zullen de gevolgen zijn van hun keuze? Wat zullen hun vrienden ervan zeggen? Wat zal hun eigen geweten ervan zeggen?
Dus, stelt Williams, het utilitarisme vervreemdt mensen van hun morele gevoelens en van de gevolgen van hun keuze.
Kunstmatig?
Zijn die situaties van Jim en George niet te simpel? Zijn er in het ‘echte’ leven niet steeds meerdere wegen mogelijk? Is de keuze van Jim en George wel zo eenvoudig te formuleren? Zijn alle consequenties van hun keuze wel in beeld?
Er zit iets kunstmatigs in die keten: van keuze, naar actie naar gevolgen. Is het wel zo simpel. Zou George op zijn werk niet ‘van binnenuit’ invloed kunnen uitoefenen op de bedrijfsvoering? Zou er bij Jim niet een opstand kunnen ontstaan waardoor de dictator valt?
Weeg ook mee dat het gewicht van het geluk mogelijk niet even zwaar is als het gewicht van het ongeluk…
Ten slotte: Het lijkt alsof je als individu verantwoordelijk bent om bij opgelegde dilemma’s een keuze te maken uit twee kwaden, terwijl degene die het dilemma schept eigenlijk de bron van het kwaad is.
Kortom
Utilitaristen gebruiken een kosten-batenanalyse als basis voor de ethiek. Zij denken via rekenen en tellen te kunnen oordelen over de alternatieven en de gevolgen van keuzes.
En dat, terwijl we ook rekening moeten houden met begrippen als gelijkheid en rechtvaardigheid, en moeten proberen om tot compromissen te komen. Want sommige keuzes gaan in tegen elke moraal en maken nuances noodzakelijk.
Kortom: utilitarisme is een te eenvoudig uitgangspunt en het biedt zeker geen oplossing voor de dilemma’s waarin we nu meer en meer verstrikt raken.
Williams, B., 1979. A Critique of Utilitarianism, in: Philosophy as It Is. Pelican Books, pp. 35–56.