Over Politeia van Plato
Plato (427 – 347 v.Chr.) zet scherp op een rij wat er allemaal mis kan gaan bij het politieke bestuur. Volksmennerij, censuur, verdraaiing en het opsluiten en vergiftigen van tegenstanders.
Er lijkt in de afgelopen millennia nog maar weinig veranderd.
Lees wat hij schrijft in boek VIII van de Politeia (380 v.Chr.) en huiver.
“En zo kan het ook met de leider van het volk gaan. Hij heeft te maken met een volstrekt gehoorzame menigte. Hij ontziet zich niet het bloed van zijn eigen volk te vergieten en sleept burgers […] op oneerlijke gronden voor het gerecht en vermoordt hen. […] Hij moordt en hij geeft heimelijk aanwijzingen voor het delgen van schulden en voor de verdeling van land.”
“Hij doet precies het tegenovergestelde van wat een dokter met het lichaam doet. Die haalt weg wat zwak is en laat zitten wat sterk is, maar de dictator doet juist het omgekeerde.”
“Kan zo iemand vervolgens ontkomen aan zijn onvermijdelijk lot: te worden omgebracht door zijn vijanden, of een tiran te worden en van een mens in een wolf te veranderen?”
Bittere conclusies
Plato laat zijn personages in de dialogen concluderen: “Een overmaat aan vrijheid zal dus waarschijnlijk op niets anders uitdraaien dan op een overmaat aan slavernij.”
En: “De dictatuur ontstaat dus blijkbaar uit geen andere staatsvorm dan uit de democratie […] en het toppunt van vrijheid leidt naar mijn mening tot de grootste en ergste slavernij.”
Eigenaardige alternatieven
De oplossingen die Plato’s personages aandragen voor deze problematiek hebben hem vele verwijten opgeleverd. De ideale staat wordt volgens die personages bestuurd door een streng geselecteerde elite die met onbeperkte macht boven de mensen (en de slaven) staat. Een simpel celibatair leven moet hen weerhouden te vallen voor de verleidingen van bezit en seksualiteit.
Utopisch, onuitvoerbaar, communistisch, politiek-economisch naïef, totalitair en autocratisch, dat zijn in het kort enkele van de kwalificaties die dit gedachtegoed kreeg. Maar ook de aantrekkingskracht van Plato’s bestuursmodel voor autocraten, fascisten en nationaal-socialisten is tekenend.
Popper
Karl Popper kwam in 1945 vanuit Nieuw Zeeland, waarheen hij gevlucht was, met het boek “The Open Society and its Enemies”. Zijn kritiek is evenmin mals. Popper ziet Plato als stamvader van de totalitaire stelsels in de 20ste eeuw.
Plato’s staat is volgens hem een Sparta waarin ieders positie van geboorte tot dood vaststaat, ingericht volgens een leidersprincipe met militaire discipline, vervolging van ‘ketters’ en strenge censuur.
Dialoog of dogma
Een begrijpelijke reactie van iemand die als jood moest vluchten voor Hitler en diens opvattingen. Toch zijn er kanttekeningen bij de eenduidigheid van Plato’s leer te maken. James Kierstead plaatst die in zijn artikel in “The Journal of New Zealand Studies NS28 (2019)” over het boek van Popper.
Kierstead benadrukt dat de opvattingen van Plato in Politeia niet rechtstreeks af te leiden zijn uit wat zijn personages in de dialogen uitspreken. Mogelijk wilde Plato de discussie over dit zo belangrijke onderwerp juist aanwakkeren. We weten dat Plato meer waarde hechtte aan het gesprek dan aan het geschreven woord. Poppers kritiek zou daarom minder steekhoudend zijn.
Plato zelf
In de brieven die Plato schreef, komt hij zelf aan het woord: “Maar ten slotte werd het me duidelijk dat alle steden tegenwoordig slecht bestuurd worden. Zoals het er nu met hun wetten voorstaat, is er bijna geen herstel meer mogelijk zonder buitengewone maatregelen.”
Plato geeft de lezer de hoop mee dat “de echte en ware liefhebbers van wijsheid de politieke macht krijgen, of dat de machthebbers door een beschikking van de hemel zelf liefhebbers van wijsheid worden.”
Dat laatste kunnen we in onze zak steken. Ondertussen houden we onze geest scherp en onze ogen open.